Sociaal Economische Raad voor Vlaanderen tegen gratis elektriciteit

8 november 2017 0 Door Fred

De SERV is in haar advies van 7 maart 2001 over het voornemen van de Vlaamse regering om de elektriciteitsleveranciers te verplichten om elk gezin gratis een basispakket elektriciteit te leveren bijzonder scherp. (Zie ook archief Steve stunt weer met stroom). De raad stelt dat het tijfelachtig is dat de beoogde doelstellingen, met name de elementaire nutsvoorziening, de sociale correctie, de stimulans voor een rationeler gebruik van energie en het op korte termijn kunnen genieten van prijsvoordelen, hiermee kunnen worden bereikt. Er is ook geen afweging gemaakt tussen alternatieve instrumenten die wellicht op een meer effectieve en meer efficiënte manier hetzelfde resultaat kunnen opleveren.

Volgens de SERV creëert de gratis levering onduidelijkheden over de bevoegdheid tussen de federale en gewestelijke overheden en de werkzaamheden van het Controlecomité. Ook de verhouding tot de bestaande sociale maatregelen is onduidelijk. Bovendien stelt zich de vraag wie dit alles moet bekostigen.

In hoeverre zullen de netbeheerders en de houders van een leveringsvergunning de kostprijs, geschat op 4 miljard BEF (100 miljoen EUR), exclusief BTW, doorrekenen aan hun klanten? Met andere woorden : wie zal deze kosten in werkelijkheid dragen?

Het is volgens de SERV weinig waarschijnlijk dat de financiering via een stijging van de tarieven (voor de overige verbruikers) kan gebeuren. Zowel het Controlecomité voor de gebonden klanten, als de CREG voor de vrije klanten, zullen toezien op de toepassing van maximum tarieven. De elektriciteitsprijzen zullen bovendien overal in België gelijk moeten zijn. Het argument van een rationeler gebruik van energie als gevolg van verhoogde tarieven voor het overige verbruik, gaat bijgevolg niet op.

Het alternatief dat de houders van een leveringsvergunning zelf voor de kosten moeten opdraaien kan alleen toekomstige leveranciers afschrikken. Indien er weinig of geen extra aanbieders op de Vlaamse elektriciteitsmarkt zullen zijn, is er weinig of geen concurrentie, waardoor ook de voordelen van een vrijgemaakte markt grotendeels vervallen.

Een tweede alternatief, een financiering door verplichte bijdragen of heffingen ten bate van het Energiefonds, is evenzeer onzeker. De Vlaamse overheid zou hierover geen bevoegdheid hebben.

De SERV vindt het ook niet evident dat de gratis levering vooral de gezinnen met een laag inkomen ten gunste zou komen. Het komt effectief de kleine verbruiker relatief meer ten goede, maar arme gezinnen zijn niet noodzakelijk kleine verbruikers. Bovendien heeft onderzoek uitgewezen dat grote gezinnen meestal ook rijke gezinnen zijn. Een intuïtieve benadering is dus zeker niet aangewezen. Ook moet aandacht worden besteed aan de indirecte bredere verdelingseffecten. Door deze effecten treedt een kruissubsidiëring op, die door de federale elektriciteitswet wordt verboden.

Op basis van een economisch-theoretische benadering tussen enerzijds het effect op de additionele inkomens en de prijseffecten als gevolg van de recuperatie van de kosten anderzijds, komt de raad tot de conclusie dat het verre van zeker is dat de beoogde maatregel ook tot een rationeler energiegebruik aanleiding zal geven.

De SERV maakt zich ook zorgen over het administratief beheer van de noodzakelijke informatiestromen. Hij vraagt dat de informatiestromen tussen klanten, gemeenten, netbeheerders en houders van een leveringsvergunning herbekeken zouden worden en duidelijker procedureel zouden worden vastgelegd.

Tenslotte stelt de raad zich ook vragen over de inschatting van de Vlaamse regering over wat zij als onbillijke lasten zou beschouwen, waardoor de netbeheerders en de houders van een leveringsvergunning gecompenseerd zouden worden voor de hen opgelegde kosten.


Wanneer u op de hoogte wenst te blijven van nieuwe wendingen op het gebied van de liberalisering van de elektriciteitsmarkt of van de tariefstructuren, klik dan hier om onze elektronische nieuwsbrief te ontvangen.